“Berlijn is een projectiescherm van verlangens”

“Berlijn is een projectiescherm van verlangens”

Waarom-we-ineens-van-de-Duitsers-houdenMerlijn Schoonenboom (1974) is historicus en journalist en schrijft vanuit Berlijn onder meer voor De Groene Amsterdammer. Eerder was hij Duitsland-correspondent voor de Volkskrant. Hij werkte in 2011 mee aan het boek annex reisgids Berlijn voor Gevorderden. Dit jaar trok hij de aandacht met het uitstekende Waarom we ineens van de Duitsers houden (maar zij daar zelf van schrikken), waarvoor hij in november de Cultuurprijs Nederland-Duitsland 2013 in ontvangst mocht nemen. De jury sprak van een ‘originele en voor een breed publiek toegankelijke beschrijving van het nieuwe Duitsland’. Waar de auteur in zijn boek vooral ingaat op de nieuwe status van Duitsland als geheel, besteedt hij ook veel aandacht aan Berlijn. Berlijnblog.nl sprak met Schoonenboom over zijn boek, en bevroeg hem vooral over de Duitse hoofdstad.

Berlijnblog.nl: Waarom is Duitland – en in het bijzonder Berlijn – zo populair bij Nederlanders?

Merlijn_Schoonenboom_0083Schoonenboom: ‘Dat heeft ten dele natuurlijk te maken met een opvallende dynamiek in Duitsland, maar het kan toch ook niet los van worden gezien van veranderingen in Nederland zelf. Tot in de eerste jaren van de 21e eeuw was het – met het oog op de Tweede Wereldoorlog – voor veel Nederlanders ondenkbaar om positief over Duitsers te praten. Nederland zag zich als Europees ‘gidsland’, er heerste een soort moreel superioriteitsgevoel, en Duitsland kreeg hierbij vaak de rol van ‘boze buurman’ toegewezen. Rond de eerste politieke moorden – in 2002 op Pim Fortuyn en in 2004 op Theo van Gogh – en de daarmee samenhangende opkomst van het multiculturele conflict, ging Nederland echter steeds meer het eigen falen onder ogen zien. Met een nieuwe bril werd er naar ons buurland gekeken: hoe doen ze het eigenlijk in Duitsland? De eurocrisis en het Duitse economische succes hebben dat proces nog eens versterkt. Er wordt nu zelfs over Duitsland als gidsland gesproken: is het misschien niet gewoon beter in Duitsland? Hierbij gaat het overigens niet zozeer om liefde voor Duitsland, maar om projectie en zelfreflectie. Berlijn fungeert bij veel van mijn kennissen als een projectiescherm van de eigen verlangens: wat in ons eigen land en in onze eigen steden niet meer kan, kan hier wel. Berlijn heeft natuurlijk een mooie mix van enerzijds opgeknapte delen en anderzijds genoeg openliggende gebieden, waardoor mensen een gevoel van vrijheid hebben.’

Berlijnblog.nl: Hoe gaat de Duitse hoofdstad om met de nieuwe status van Duitsland?

Schoonenboom: ‘Berlijn is in een nieuwe fase terechtgekomen waarin bepaald moet worden wat voor hoofdstad het wil worden. De huizenprijzen stijgen enorm snel, er komen nieuwe internationale bedrijven naar de stad, en de Duitse hoofdstad begint inmiddels een echte regeringszetel te worden. Je ziet daarom ook dat er gezocht wordt naar een nieuw soort identiteit. Dat komt bijvoorbeeld terug in de wederopbouw van het Berliner Stadtschloss, tegenover de Berliner Dom. Vroeger stond hier de residentie van de koning van Pruisen en de keizer van het Duitse Rijk, maar het gebouw raakte tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd en werd in 1950 door de autoriteiten van de Duitse Democratische Republiek (DDR) opgeblazen. Sinds de val van de Berlijnse Muur is er hevig over gedebatteerd, omdat het machtsbeluste Pruisen volgens velen de opmaat vormde naar de ellende van de 20e eeuw. Die felle debatten zijn nu voorbij, en dit jaar is de eerste steen gelegd van de wederopbouw van het stadsslot. De keuze voor bijna een exacte kopie is veelzeggend: het laat zien dat er een verlangen is om aan te sluiten bij de tijd van vóór de wereldoorlogen, voordat alles misliep en het gedeelde Berlijn zijn ‘hart’ verloor. Het gebouw mag echter niet terugkomen als teken van keizerlijke trots, want dat zou verkeerde associaties oproepen. Het wil het beeld van het ‘goede Pruisen’ laten zien. In het nieuwe slot wordt daarom een verzameling Weltkultur ondergebracht, met onder andere Afrikaanse en Indische kunst. De inspiratie voor de verzamelingen zijn ontdekkingsreizigers als de 19e-eeuwer Alexander von Humboldt, die ver weg staat van militaristische zaken. Ik vind dat een heel interessant proces: de Pruisische grandeur laat een nieuw soort zelfbewustzijn zien, maar tegelijk lijkt men met de niet-westerse kunst het buitenland gerust te stellen dat Duitsland toch heus een heel open land is geworden.’

Berlijnblog.nl: In je boek wijs je er op dat het aantal hotelovernachtingen in Berlijn in de periode tussen 2005 en 2010 explosief is gestegen. Waarom werd de Duitse hoofdstad juist toen zo populair, en niet eerder?

Schoonenboom: ‘De stad was er eerder nog niet klaar voor. Het was nog te veel een litteken en dat was alleen leuk voor een kleine groep. Ik zie in grote lijnen drie fases in de populariteit van Berlijn. Na de val van de Muur kwamen er vooral kunstenaars en mensen die spanning zochten in de speeltuin die Berlijn was. Deze experimentele fase van Berlijn was niet voor iedereen geschikt. Toen ik in 1992 in Berlijn was, schrok ik nog van wat ik aantrof. Ik was op zoek naar romantiek, maar Berlijn was voor mij nog te hard. Vanaf het begin van de 21e eeuw ging de Duitse hoofdstad een nieuwe fase in. Mensen als mijn ouders, die met het oog op de oorlog altijd met een grote boog om Duitsland heen waren gereden, bezochten de stad en voelden zich er als in het Amsterdam van de alternatieve jaren zeventig en tachtig. Ook veel van mijn voormalige studiegenoten ontvluchtten rond 2005 Amsterdam, waar alles dicht ging en keurig werd. De nieuwe Duitse hoofdstad was nog spannend genoeg, maar was niet meer zo rauw als eerst. De latte macchiato was er bij wijze van spreken al wel, maar kostte nog maar anderhalve euro. Je kon nog gezien worden in Prenzlauer Berg, terwijl mijn vriendin nu – in weer een nieuwe fase van de stad – weigert daar te wonen. De komst van vlotte, rijke Neuberliners, de internationale jetset en het grote bedrijfsleven maakt de alternatieve sfeer volgens veel ‘oorspronkelijke’ Berlijners kapot. Er heerst dan ook veel nostalgie naar de tijd van na de val van de Muur, toen de huren goedkoop waren en er veel vrijheid heerste. Maar Berlijn is niet meer de grote speeltuin van toen, arm aber sexy is niet meer de passende omschrijving.’

Berlijnblog.nl: Zijn de open sfeer en spannende zaken dan overal weg?

Schoonenboom: ‘Nee, maar de zorgen van veel Berlijners begrijp ik goed. De veranderingen gaan heel snel en de Berlijnse politiek blijkt vaak te provinciaal om de huidige fase, waarin Berlijn moet doorgroeien naar een nieuwe hoofdstad, goed te kunnen begeleiden. Het gevaar daarvan is dat de stad op een verkeerde manier volgegooid wordt met goedkope bouw, bijvoorbeeld met hostels of filialen van steeds dezelfde winkelketens. De Potsdamer Platz is een voorbeeld van hoe het niet moet, terwijl het met de Mediaspree dezelfde kant op zou kunnen gaan. Berlijn wilde het na de val van de Muur anders doen, maar dat voornemen staat onder druk.’

Berlijnblog.nl: Hoe gaat dit aflopen? Zal Berlijn over vijf jaar nog steeds aantrekkelijk zijn voor mensen die op zoek zijn naar een open sfeer en spannende ontdekkingen?

Schoonenboom: ‘Dat is moeilijk te zeggen. Voorlopig is het ontdekkingspotentieel van Berlijn nog enorm, zeker in vergelijking met andere Europese hoofdsteden. Zo was ik laatst in Lichtenberg in een voormalige fabriek van de Staatssicherheitsdienst (Stasi, de beruchte binnenlandse veiligheids- en inlichtingendienst van de DDR) waar nu kunstenaars hun atelier hebben. In deze buurt heeft zich jarenlang nauwelijks iets veranderd, de voormalige medewerkers van de Stasi wonen er gewoon nog. Maar nu staan ze in de buurt-Lidl ineens naast internationale kunstenaars in de rij. Confrontaties van die schoonheid zullen in de buitenwijken nog heel lang doorgaan. Maar in het centrum en in een buurt als Prenzlauerberg ligt dat anders.’

Berlijnblog.nl: Welke zaken moeten er veranderen om het open karakter van de stad vast te houden, en zijn er ook nog lichtpuntjes?

Schoonenboom: ‘Jazeker. Veel mensen hebben niet voor niets hun hoop gevestigd op de Berlijnse startup scene. Als een creatieve klasse als deze – en daarmee het potentieel van Berlijn – geld kan opleveren, is dat een bewijs dat ook het ‘vrije’ karakter van de stad zich kan uitbetalen. Verder zou de Berlijnse politiek wat slimmer moeten zijn, en zouden de ‘echte’ Berlijners toleranter moeten zijn voor nieuwkomers, ook die uit Zuid-Duitsland. Ik zeg vaak provocerend tegen ‘oorspronkelijke’ Berlijners dat Neuberliners ook de redding van de stad zijn. Dat is namelijk niet bij iedereen doorgedrongen. In mijn huidige buurt betaal ik een maandelijkse bijdrage om de graffiti van de muren te halen: elke maand staat er iets nieuws te lezen wat de linkse autonomen tegen ons hebben – van Scheiss Yuppies tot Touris raus. Dat is soms best grappig, tot ze auto’s in de fik steken.’

Berlijnblog.nl: Waar is het typische karakter van Berlijn volgens jou nog te zien?

Schoonenboom: ‘Om alles in een oogopslag te zien, ga je naar het laatste braakliggende stuk grond aan de Spree, dichtbij de Cuvrystraβe. Kijk naar het oosten, richting Friedrichshain, en draai dan om naar het westen, naar Kreuzberg. In oost is alles nieuw en glanzend en in west zie je een smerig veldje liggen dat zich in een transformatieproces bevindt waar nog niemand zin in lijkt te hebben. Dat soort interessante spanningen zijn er nog volop in Berlijn. Maar vooral raad ik aan de fiets te pakken en niet bang te zijn als je in een of andere vage buitenwijk terecht komt, want vaak komen er juist daar mooie ontdekkingen. Ga naar Lichtenberg en bezoek er de Vietnamese markt, of ga naar Wedding, waar je in een oude loods een geïmproviseerde pianozaal aantreft waarin een pianobouwer annex neuroloog wekelijks concerten van toppianisten organiseert. Dát is Berlijn, en dat zal je niet snel aantreffen in een stad als Londen.’

Merlijn Schoonenboom heeft één exemplaar van zijn nieuwe boek beschikbaar gesteld voor de lezers van Berlijnblog.nl. Wil jij het boek winnen? Deel dit artikel dan op Facebook of Twitter! Uit de eerste 20 shares op Facebook en Twitter wordt de gelukkige gekozen. Over de uitslag kan niet worden gecorrespondeerd.
Laurens is historicus, journalist en masterstudent Duitslandstudies. Hij heeft in 2012 vier maanden stage gelopen in Berlijn. Af en toe levert hij gastartikelen op Berlijn-Blog.NL over bewogen geschiedenis van de stad, al zijn artikelen vind je hier. Je kunt Laurens ook volgen op Twitter via @laurensbluekens
Gedenkstätte Plötzensee

Gedenkstätte Plötzensee

Verstopt op een wat schimmig bedrijventerrein in Noord-Charlottenburg ligt Gedenkstätte Plötzensee. Hier bracht het nationaalsocialistische regime de belangrijkste politieke gevangenen op gruwelijke wijze om het leven.

Ploetzensee2_zelf

Kil en sereen

Een lange weg met kinderkopjes met aan de linkerzijde de hoge bakstenen muur van de Plötzensee-gevangenis – die tot op de dag van vandaag in gebruik is – leidt naar de gedenkplaats. De ommuring, de hoekige vormen, de grauwe kleuren en de grote urn met daarin aarde uit verschillende concentratiekampen, geven het terrein nog meer dan op andere Berlijnse plaatsen van terreur een kille, maar op een of andere manier ook serene sfeer.

Slachthuis

Keizer Wilhelm I gaf het bevel tot het bouwen van de gevangenis, die in 1879 klaar was. In het Duitse keizerrijk en de Weimarrepubliek werd 33 maal de doodstraf voltrokken, onder het bewind van Adolf Hitler maar liefst 2.891 keer. Aanvankelijk zaten er vooral Duitse sociaaldemocraten en communisten opgesloten, later ook in Duitsland te werk gestelde Tsjechen, Polen en Fransen. Ook zware criminelen, krijgsgevangenen en verzetsstrijders uit allerlei landen werden er opgesloten en omgebracht. De bekendste slachtoffers zijn een aantal medeplichtigen van de mislukte aanslag op Adolf Hitler op 20 juli 1944, onder leiding van graaf Claus Schenk von Stauffenberg. Ook veel leden van de verzetsgroepen – Widerstandsgruppen – Die Rote Kapelle en Kreisauer Kreis vonden hier hun einde. Vaak werden gedetineerden al ondervraagd, mishandeld en gemarteld door de Gestapo binnengebracht.

Ploetzensee1_gedenkstaettesite

Vleeshaken

De executies werden aanvankelijk met een bijl uitgevoerd in de gevangenistuin. Later liet Hitler in het geheim een guillotine aanrukken, die in een stenen schuur aan de rand van het terrein werd gezet. In dat gebouw liet hij ook stalen balken aanbrengen, waaraan grote vleeshaken werden bevestigd waaraan de veroordeelden konden worden opgehangen. In 1943 raakte de guillotine bij een geallieerd bombardement beschadigd, waardoor het ophangen de gebruikelijke executiemethode werd. Familieleden van geëxecuteerden werden anderhalve Reichsmark in rekening gebracht voor elke dag dat hun dierbare vastzat, en nog eens 300 voor de executie en 70 Reichspfennig voor de verzending van de factuur.

Vlak voor het genoemde bombardement klaagde Hitler tegen zijn minister van Justitie Otto Georg Thierack dat de procedures van 300 gevangen om gratie aan te vragen wel erg veel tijd in beslag namen. Na het bombardement versnelde de onderminister van Justitie Curt Rothenberger – Thierack was afwezig – de procedures en gaf vanuit zijn departement per telefoon aan Plötzensee door dat vrijwel alle 300 gevangen direct geëxecuteerd dienden te worden. Tussen 7 en 12 september 1943 werden er met behulp van de haken meer dan 250 doodvonnissen voltrokken.

In de laatste jaren van de oorlog verslechterden de omstandigheden in de gevangenis. Het eten was te weinig en slecht, de cellen zaten overvol en medische hulp kwam niet of veel te laat. Vanaf de lente van 1945 werden er steeds meer gevangenen vrijgelaten. Toen Sovjetsoldaten het complex op 25 april 1945 bevrijden, waren er bijna geen gedetineerden meer over.

Gelijkwaardige herdenking

Na de oorlog werd de stenen schuur deels afgebroken, alsook een van de celgebouwen. Tegen het restant van de schuur staat vanaf 1952 – het openingsjaar van de gedenkplaats – een grote betonnen muur met de tekst ‘Den Opfern der Hitlerdiktatur der Jahre 1933 – 1945’. In 2011 vroeg Der Tagesspiegel zich af of het wel de bedoeling was álle slachtoffers te gedenken – dus ook de zware criminelen die zij aan zij met politieke gevangenen en verzetsstrijders gevangen zaten in Plötzensee. De directeur van de gedenkplaats antwoordde dat alle slachtoffers van het nationaalsocialisme bij de gedenkplaats op gelijke wijze worden herdacht – ‘ongeacht hun daden’. Op het terrein zijn tegenwoordig ook een aantal informatieborden te vinden, veel foto’s en een computer. De haken aan de stalen balk zijn nog steeds te zien. Op weinig andere plaatsen in de Duitse hoofdstad presenteert de geschiedenis van het Derde Rijk zich nog zo indringend. Toch lijken maar weinig mensen de gedenkplaats te bezoeken, en dat is jammer.

Adres: Hüttigpfad 16, 13627 Berlin
Entree: gratis
OV: Bus 123 halte Gedenkstätte Plötzensee

Ploetzensee3_

Laurens is historicus, journalist en masterstudent Duitslandstudies. Hij heeft in 2012 vier maanden stage gelopen in Berlijn. Af en toe levert hij gastartikelen op Berlijn-Blog.NL over bewogen geschiedenis van de stad, al zijn artikelen vind je hier. Je kunt Laurens ook volgen op Twitter via @laurensbluekens
De verdwenen Leninplatz

De verdwenen Leninplatz

Berlijn kent talloze straten, pleinen, monumenten en bouwwerken die in de loop der tijd verschillende gedaanteveranderingen hebben ondergaan. Ze heten anders, zijn fysiek getransformeerd of zijn totaal onherkenbaar geworden. Fysieke veranderingen zijn vaak door de zware bombardementen in de Tweede Wereldoorlog in gang gezet, aan naamsverandering ligt meestal een politieke reden ten grondslag. Zo ook tot tweemaal toe bij de verdwenen Leninplatz, de huidige Platz der Vereinten Nationen.

Van Landsberger Platz naar Leninplatz

De autoriteiten van de Duitse Democratische Republiek (DDR) hernoemden de Landsberger Platz in 1950 tot Leninplatz. Het plein, dat beter een verkeersknooppunt genoemd kan worden, is gelegen naast het Volkspark Friedrichshain. Het vernoemen van plaatsen en het opwerpen van monumenten voor Sovjethelden en communisten die een grote rol hadden gespeeld in het verzet tegen het nationaalsocialisme, diende voor de leiding van het dictatoriale Oost-Duitsland als een belangrijke vorm van propaganda en een manier om een communistische traditie te schapen. Het plein vormde na de naamsverandering het middelpunt van een grootschalige modernisering van dit deel van Berlijn. Een enorme Oost-Duitse Plattenbauflat van bijna tachtig meter was lange tijd de grootste blikvanger. De echte kers op de taart kwam in 1970 en behelsde een circa negentien meter hoog standbeeld van Vladimir Lenin (1870 – 1924). De kolos moest de Duits-Russische vriendschap symboliseren en werd ter ere van de honderdste geboortedag van de voormalige leider van de Sovjet-Unie onthuld. De beeldhouwer Nikolai Tomsky (1900 – 1984) vervaardigde de uit rood graniet opgetrokken sculptuur.

Na de hereniging

Na de val van de muur en de Duitse hereniging bleef de Leninplatz aanvankelijk ongewijzigd. Gaandeweg ontstond er echter steeds meer verzet. Activisten vervingen eigenhandig de straatnaambordjes en besmeurden het standbeeld met verf. De Berlijnse burgemeester Eberhard Diepgen (West-Berlijn 1984 – 1989, Berlijn 1991 – 2001) noemde het onacceptabel dat Berlijn een ‘despoot en moordenaar’ als Lenin vereerde. De beschermde status van het standbeeld werd opgeheven, ondanks protesten van onder meer de dochter en de weduwe van Tomsky. De sloop leek door de steun van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) en de Christlich Demokratische Union Deutschlands (CDU) nog slechts een kwestie van tijd.

Gevecht

Het liep anders. Zoals vaker in de Duitse hoofdstad ontspon er zich een felle strijd om de manier waarop er in het stadsbeeld omgegaan diende te worden met het verleden. Degenen die voor behoud waren, zagen het standbeeld als inherent onderdeel van het plein. Daarop kwam de reactie dat de plaats ook mét Lenin een desolate indruk maakte. Een radiostation zamelde 40.000 Mark in om de sloop te bekostigen, maar dat ging niet door omdat demonstranten het beeld beschermden. Zij drapeerden met behulp van een hijskraan een sjaal met de tekst ‘Keine Gewalt’ om de sculptuur, een verwijzing naar de leus van de geweldloze revolutie van 1989. De discussie ging op den duur niet meer over het al dan niet behouden van het Leninstandbeeld, maar om de vraag in hoeverre voormalige Oost-Duitsers bereid waren te assimileren. Het verzet tegen het weghalen van het beeld kwam dan ook vooral van Ossi’s die moeite hadden zich aan te passen aan het Westen. Zij zagen de omgang met de Leninplatz en het Palast der Republik, het voormalige parlement van de DDR, als voornaamste voorbeelden van de manier waarop Wessi’s claimden dat alleen de Bondsrepubliek het na-oorlogse Duitsland vertegenwoordigde.

LP4

Sloop

De regering drukte de sloop van het standbeeld uiteindelijk door. Daarmee was de kous nog niet af. Het eerste sloopbedrijf faalde in zijn opdracht omdat het betonnen fundament van de sculptuur niet kapot te krijgen was. Een ander bedrijf deed er vervolgens drie maanden over om het beeld klein te krijgen, tegen een uiteindelijke prijs van een half miljoen mark. Goodbye Lenin dus, maar dan niet zoals in de gelijknamige film van Wolfgang Becker uit 2003. Het Leninstandbeeld dat op de Leninplatz stond, is niet in zijn geheel met een helikopter afgevoerd, maar verpulverd in duizenden stukjes. In een poging het plein te voorzien van de allure van een andere internationale beweging, werd het plein in 1992 tot Platz der Vereinten Nationen omgedoopt. Tegenwoordig staat er op de plaats van het standbeeld een fontein met een aantal rotsblokken uit alle windstreken van de wereld er omheen. Het is aan de bezoeker om te bepalen of dit een verbetering is of niet.

LP5


Grotere kaart weergeven

Laurens is historicus, journalist en masterstudent Duitslandstudies. Hij heeft in 2012 vier maanden stage gelopen in Berlijn. Af en toe levert hij gastartikelen op Berlijn-Blog.NL over bewogen geschiedenis van de stad, al zijn artikelen vind je hier. Je kunt Laurens ook volgen op Twitter via @laurensbluekens
Lotgevallen van het Rijksdaggebouw; geschiedenis van de Reichstag

Lotgevallen van het Rijksdaggebouw; geschiedenis van de Reichstag

Het is tachtig jaar geleden dat het Duitse parlementsgebouw, het Rijksdaggebouw, door een aangestoken brand zwaar beschadigd raakte. Het Berlijnse bouwwerk is één van de meest zichtbare symbolen van de moderne Duitse geschiedenis en staat bovenal voor de Duitse eenheid en democratie, maar ook voor de ongelukkige parlementaire geschiedenis van het land. Het gebouw speelde vaak een belangrijke rol in de Duitse geschiedenis en stond regelmatig ter discussie.

Een artikel van Laurens Bluekens.

Reichstag 1

De brand

De Nederlandse communist Marinus van der Lubbe (1909 – 1934) werd als schuldige van de brand van 27 februari 1933 aangewezen en ter dood veroordeeld. Veel zaken rondom de brand en de rol van Van der Lubbe zijn echter niet opgehelderd. Zo is het de vraag of hij überhaupt schuldig is, maar vooral of hij alleen handelde. Vaak wordt ook geopperd dat de brand was vooropgezet door de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP). Adolf Hitler (1889 – 1945) portretteerde de gebeurtenis als communistische terreur en greep de brand aan om veel communisten achter slot en grendel te zetten en de Machtigingswet door het parlement te loodsen. Hierdoor kon hij de macht definitief naar zich toetrekken en kwam de Rijksdag buitenspel te staan.

Berlin, brennender Reichstag (Reichstagsbrand)

Het´toppunt van wansmaak´

De Rijksdagbrand vormde slechts één van de vele episodes waarin het gebouw een belangrijke rol speelde of controversieel was. Met de vestiging van het Duitse Keizerrijk in 1871 begon gelijk het gesteggel over de huisvesting van het belangrijkste nieuwe instituut: het parlement. De machtige conservatieve Rijkskanselier Otto von Bismarck (1815 – 1898) zag het instituut als manier om democratische impulsen onder de duim te houden en wenste geen monumentaal gebouw. Hij werd overgehaald door parlementsleden. In 1872 werd er een wedstrijd uitgeschreven voor de vormgeving van het gebouw. De Russische architect Ludwig Bohnstedt (1822 – 1885) kwam als winnaar uit de bus. Zijn ontwerp werd echter nooit gerealiseerd omdat er discussie ontstond over de locatie van het gebouw. Bismarck wilde het gebouw inmiddels niet meer in Berlijn omdat daar steeds meer door hem verachte liberalen en socialisten aanwezig waren. Voorstanders van de Rijksdag als institutie zagen het gebouw het liefst op een symbolisch belangrijke plaats in Berlijn gebouwd worden, bij voorkeur rond de toenmalige Königsplatz.

Na tien jaar van onzekerheid werd in 1882 overeengekomen dat het gebouw inderdaad op deze plaats zou verrijzen. Opnieuw werd er een wedstrijd uitgeschreven voor het ontwerp. Winnaar was ditmaal de Duitse architect Paul Wallot (1841 – 1912). Van hogerhand werd meerdere malen ingegrepen in zijn ontwerp. Uiteindelijk zou het Rijksdaggebouw, dat van 1884 tot 1894 werd gebouwd, een allegaartje van stijlen vormen. Neorenaissance en neobarok waren onder meer in de pilaren en de façade terug te vinden, terwijl de vier torens uit een middeleeuwse burcht leken gegrepen. De vierkante koepel op het dak van glas en staal was juist weer zeer modern. Het Rijksdaggebouw is door de mengelmoes ook wel beschreven als ‘building that could not decide what it wanted’. Het bouwwerk was bedoeld als symbool voor de Duitse eenheid en zelfbewustzijn, maar leek eerder een allegorie op de verdeeldheid en grote spanningen in het keizerrijk. Door de grote omvang en de vele versieringen werd het gebouw ook wel ‘Wilhelminisch’ genoemd, een negatieve term die verwees naar de pompeuze stijl van de toenmalige keizer Wilhelm II (1859 – 1941). Zelf noemde de keizer het Rijksdaggebouw echter het ‘toppunt van wansmaak’, het instituut wat er in huisde het ‘Rijksapenhuis’. Hij onthield Wallot de onderscheidingen waarvoor hij in aanmerking kwam. Op de kritiek van de keizer werd ludiek gereageerd. Op de dag na de ceremoniële, militaristische opening van het Rijksdaggebouw organiseerden Duitse architecten een banket voor Wallot. Een eetbare westgevel van het nieuwe gebouw was hiervan onderdeel, met Wienerworsten als pilaren en de tekst ‘het toppunt van smaak’ er op.

Reichstag 2

Het einde van het keizerrijk en de mislukte Weimar Republiek

Door velen werd het Rijksdaggebouw de decennia na de oplevering nog steeds als lelijk ervaren. Het parlement kon mede door de grote verdeeldheid bovendien maar weinig macht uitoefenen. Wilhelm II en de verschillende rijkskanseliers maakten de dienst in het keizerrijk uit. Duitsland was alleen in naam een constitutionele monarchie, in werkelijkheid pseudoparlementair. Toch werd in 1916 de tekst ‘Dem Deutschen Volke’ op de voorgevel aangebracht. De keizer had dit lang weten tegen te houden, maar nu miljoenen mannen hun leven op het spel zetten op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog kon hij dit niet meer tegenhouden. Nadat de oorlog verloren was, riep de sociaaldemocraat Philipp Scheidemann (1865 – 1939) vanuit een balkon van het Rijksdaggebouw de Weimarrepubliek uit. Het Rijksdaggebouw zou voor de eerste keer het werkelijke centrum van de macht gaan vormen. De verdeeldheid en spanningen in het land waren evenwel groot en dat verzandde in chaos. Uiteindelijk vormde de Weimarrepubliek een nieuwe mislukking in de nog jonge Duitse democratische geschiedenis. De Rijksdagbrand vormde voor Hitlers NSDAP de aanleiding om deze traditie hardhandig de nek om te draaien. 27 Februari 1933 kan zodoende als definitieve ineenstorting van de Weimarrepubliek gezien worden.

Van verlaten bouwwerk tot fort

Na de brand verhuisde de zetel van het parlement naar de Kroll Opera. Het is daar dat Hitler de volledige macht in handen kreeg en zijn meeste toespraken hield. Er gingen vervolgens veel stemmen op om het beschadigde Rijksdaggebouw te slopen. Hitler stak hier echter keer op keer een stokje voor. De grandeur van de constructie en de zware bouw ervan sloten aan op zijn smaak en hij wilde het bouwwerk opnemen in de grote boulevard van zijn ‘Welthauptstadt Germania’. Hitler had dus een hekel aan het institutie parlement, maar niet aan het gebouw. Op enkele speeches van Hitler na en tentoonstellingen zoals de ‘Eeuwige jood’ en ‘Bolsjewisme zonder masker’ die er werden georganiseerd, werd er onder Hitler niet veel meer met het gebouw gedaan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende het Rijksdaggebouw onder meer als medisch archief en geboortekliniek. In de laatste dagen van de oorlog was het verworden tot een fort, met dichtgemetselde ramen en luchtafweergeschut op elke hoek. Het gebouw werd stug verdedigd. Binnen werd van man tot man gevochten. Aan beide zijden stierven circa 2.500 man. De Russische drang om het gebouw kost wat kost in te nemen berustte op het misverstand dat het Rijksdaggebouw het hoofdkwartier van Hitler was, maar was ook een gevolg van de Rijksdagbrand van 1933, die door de Sovjet-Unie als Duitse provocatie naar hen toe werd gezien. Op 2 mei 1945 werd het door bombardementen, artillerievuur en gevechten verwoeste Rijksdaggebouw ingenomen door soldaten van de Sovjet-Unie. Toen de vlag werd gehesen, waren binnen nog gevechten aan de gang. Pas enkele dagen later werd de overbekende geënsceneerde en achteraf flink bewerkte foto van Yevgeny Khaldei gemaakt. Van de pols van de onderste Sovjetstrijder moesten zo een aantal horloges worden uitgewist die hij had gestroopt van Duitse soldaten. De Sovjetsoldaten bekladden de binnenmuren van het gebouw met talloze leuzen, zoals ‘eer aan Stalin’ en ‘stront kunnen jullie fascisten krijgen, niet de Sovjet-Unie’. Na de Duitse hereniging brak discussie los over het wel of niet verwijderen van deze teksten. Besloten werd alleen de meest kwetsende teksten te verwijderen. Eén daarvan werd over het hoofd gezien: ‘ik neuk Hitler zijn kont!’. Tot op de dag van vandaag lopen Duitse parlementsleden nog tussen Russische leuzen, als waarschuwing Duitsland niet weer op het verkeerde pad te brengen.

Berlin, 2.5.1945, russ. Fahne auf Reichstag Nr.1 / russ. flag on "Reichstag"

Weg uit Berlijn

Na de oorlog en de Duitse tweedeling werden de zetel van de het parlement en de regeringsorganen van West-Duitsland, de Bondsrepubliek Duitsland, naar Bonn verplaatst. Het parlement was niet meer Rijksdag geheten, maar Bondsdag. Voor het idyllische, in Noordrijn-Westfalen gelegen Bonn werd gekozen vanwege de pretentieloze uitstraling. Het was zaak te vertrekken uit de plaats waar de megalomane, destructieve plannen van Wilhelm II en Hitler waren bekokstoofd. Het stadje had weinig prestige, was rustig en had een open karakter. Bovendien lag het dichter bij Parijs dan bij Berlijn. De plaatsing van het West-Duitse parlement in Bonn werd als preventieve maatregel tegen totalitaire ideologieën gezien. In de resolutie die voorzag in de verhuizing werd wel opgenomen dat de zetel van het parlement en de regering terug naar Berlijn zouden gaan zodra vrije, gelijke en directe verkiezingen zouden worden gehouden in heel die stad en in de Sovjetbezettingszone. Hiermee werd gedoeld op het dictatoriale karakter van Oost-Duitsland, de Duitse Democratische Republiek (DDR). Het machteloze parlement van dit land huisde in het Palast der Republik, gelegen aan Unter den Linden.

Symbool van deling én streven naar eenheid

Het verwoeste Rijksdaggebouw, dat terecht kwam in de Britse sector van Berlijn, verloor na de oorlog dus haar functie. Omdat er zoveel slechte associaties aan het gebouw waren verbonden, werd aanvankelijk aan sloop gedacht. Dit gebeurde niet. In 1961 begon de DDR met de bouw van de Berlijnse Muur, die vlak achter het gebouw langs zou lopen. In hetzelfde jaar besloot de West-Duitse regering tot een basale restauratie van het Rijksdaggebouw. Er werd met name aandacht aan het interieur besteed. Er kwamen tentoonstellingen in het gebouw en vanuit Bonn werd het Rijksdaggebouw gepropageerd als symbool voor hun streven naar Duitse eenheid en solidariteit. Om dit te onderstrepen vonder er sporadisch zittingen van de Bondsdag plaats in het gebouw. De Sovjet-Unie liet haar onvrede hierover blijken door op deze momenten straaljagers over de stad te laten vliegen. Het grasveld voor het gebouw werd als podium van Westerse vrijheid gebruikt. Met name in de jaren ’80 traden er popartiesten op, zoals Michael Jackson (1958 – 2009) in 1988. De klanken van vrijheid straalden daardoor letter uit tot over de muur.

Geschichte / Deutschland / 20. Jh. / Nachkriegszeit: Berlin 1945-49 / Kriegszerstˆrungen / Ruinen / Geb‰ude / Regierung / Reichstag / 1946-49 / Gesamtansichten

Nieuwe jasjes voor het Rijksdaggebouw

Na de val van de muur in 1989 en de Duitse hereniging het jaar daarop kwam er ondanks de genoemde passage uit de verhuizingsresolutie een grote lobby op gang om de regering en het parlement in Bonn te houden. Lang was het de verwachting dat deze stad ook als winnaar uit de bus zou komen bij de stemming die de Bondsdag over de zetel zou houden. Er was angst dat de democratische geest die in Bonn was opgebouwd, weer zou sneuvelen in Berlijn. Op twintig juni 1991 stemden 338 Bondsdagleden na elf uur discussie alsnog voor Berlijn, tegenover 320 voor Bonn. Als pleister op de wonde verhuisde de ‘Fette Henne’, de wat dikkige stalen adelaar die in Bonn aan de wand van het parlement hing en de democratische geest belichaamde, meegenomen naar het nieuwe politieke centrum. Het Rijksdaggebouw kreeg haar oude functie als parlementsgebouw terug en zou nogmaals grondig gerestaureerd worden. Hiervoor werd net als bij de bouw een wedstrijd uitgeschreven, die gewonnen werd door de Britse architect Norman Foster (1935 – ). Voordat hij aan zijn werk kon beginnen werd het gebouw door de Bulgaars-Amerikaanse kunstenaar Christo Vladimirov Javacheff (1935 – ) in de zomer van 1995 eerst volledig ingepakt met zilvergrijs doek. De twee weken waarin het Rijksdaggebouw was ingepakt kan als een soort rite de passage naar een nieuw, democratisch tijdperk van Berlijn en Duitsland gezien worden. Ironisch genoeg legde het kunstproject van Christo ook weer Duitse verdeeldheid bloot. Bondskanselier Helmut Kohl (1930 – ) en andere conservatieve politici zoals de huidige minister van Financiën Wolfgang Schäuble zagen het inpakken niet zitten omdat niet gespeeld diende te worden met een nationaal symbool. Westminster, Capitol Hill en Palais Bourbon werden immers ‘toch ook niet ingepakt’. Dit getouwtrek duurde meer dan twintig jaar in de aanloop naar het inpakken en is illustratief voor de politieke strijd die er constant is gevoerd over allerlei facetten van het Rijksdaggebouw.

Reichstag 6

Op de buitenmuren na brak Foster alles van het gebouw af. Het Rijksdaggebouw herrees als serieus en elegant bouwwerk, dat zijn protserigheid van vroeger heeft verloren. Binnen is er een ecologisch systeem dat voorziet in eigen verwarming en airconditioning op basis van koolzaadolie. Er is veel lichtinval en transparantie. Het ontwerp van de Brit paste op die manier goed bij de democratische herstart van Berlijn. De letterlijke en figuurlijke transparantie komt met name terug in de grote glazen koepel op het dak met daarin een spiraalvormige loopbaan naar boven, van waaruit bezoekers rechtstreeks zicht hebben op de parlementszaal. Foster had de koepel niet in zijn oorspronkelijke plan opgenomen maar werd hierdoor door de politiek gedwongen. Een groot deel van de discussie over het gebouw had zich al decennialang toegespitst op juist deze koepel, die na de Tweede Wereldoorlog vanwege de zware beschadigingen was verwijderd en gedurende de Koude Oorlog niet meer terug kwam. De koepel werd door tegenstanders gezien als symbool van reactionairisme.

Tegenwoordig

Het Rijksdaggebouw werd op 19 april 1999 weer in gebruik genomen. Het is inmiddels het drukst (toeristisch) bezochte parlementsgebouw ter wereld. Rondleidingen en bezoeken zijn gratis, maar van tevoren aanmelden is sinds november 2010 verplicht. In de periode daarvoor was het gebouw vrij toegankelijk. Een verhoogde terreurdreiging noopte de Duitse regering tot deze wijziging van het bezoekersbeleid. Het is dus niet uitgesloten dat er ooit, net als tachtig jaar geleden, een nieuw zwart hoofdstuk aan de geschiedenis van het Rijksdaggebouw moet worden toegevoegd.

Lees hier meer over de Rijksdag bezichtigen.

reichstag berlijn

Bronnen:

  • Ladd, B., The Ghosts of Berlin. Confronting German history in the urban landscape (Chicago 1997);
  • Remarque, P., Boze geesten van Berlijn (Den Haag 2005).
Laurens is historicus, journalist en masterstudent Duitslandstudies. Hij heeft in 2012 vier maanden stage gelopen in Berlijn. Af en toe levert hij gastartikelen op Berlijn-Blog.NL over bewogen geschiedenis van de stad, al zijn artikelen vind je hier. Je kunt Laurens ook volgen op Twitter via @laurensbluekens

Pin It on Pinterest